Here God, ik hield van aardbeienjam
En de donkere zoetheid van een vrouwenlichaam.
Maar ook van ijskoude wodka, haringen in olie,
Van geuren: kaneel en kruidnagelen.
Dus, hoezo ik een profeet? Waarom zou een geest
Iemand als mij bezoeken? Zo veel anderen
Zijn terecht uitverkoren, geloofwaardig.
En wie zou mij geloven? Want men zag
Hoe ik me op het eten werp, roemers leeg,
En gretig naar de hals van de serveerster kijk.
Gebrekkig en me daarvaan bewust. Belust op grootsheid,
In staat haar waar dan ook te herkennen,
En toch niet helemaal helderziende,
Wist ik wat er overblijft voor minderen, als ik:
Een festijn van kortstondige hoop, een verzameling hovaardigen,
Een toernooi van gebochelden, de literatuur.
Czeslaw Milosz
Vertaling van Karol Lesman
No comments:
Post a Comment